Eens leefde er een berkenboom die verliefd was op de maan.
De schoonheid en glans van die prachtige zilveren bol bezorgden hem slapeloze nachten. In de donkere uurtjes droomde de berk ervan de grootste boom te worden die het berkenbos ooit had gekend. Dan zou hij zijn grote liefde aan de hemel kunnen bereiken.
Overdag ving hij zo veel mogelijk zonlicht op met zijn bladeren, om zijn stam snel te laten groeien. Gelukkig bevond hij zich aan de rand van een meer, waardoor het hem ook aan water niet ontbrak. Elke dag groeide hij een stukje hoger, en al gauw evenaarde hij de oude, grotere berken in het bos.
De andere berken probeerden hem te waarschuwen dat te snel groeien ervoor zou zorgen dat er lucht in zijn stam zou komen. Ze zeiden dat dit hem zou verzwakken en dat hij uiteindelijk om zou vallen. Soms, als er een flinke wind opstak, hoorden de andere berken de barsten in zijn stam kraken. Toch luisterde de berk naar niemand.
Wanhopig wenste hij niets liever dan de hemel te bereiken om bij zijn grote liefde te zijn. Hij bleef doorgroeien en stak uiteindelijk boven alle bomen in het bos uit, trots op zijn prestatie. Hij was er zeker van dat hij zijn doel zou bereiken. Hij zou de maan bereiken en bij zijn grote liefde gaan wonen.
Tot er op een onstuimige nacht een storm losbrak. Door zijn immense hoogte ving de berk de meeste wind. Zijn kruin zwiepte wild heen en weer. De barsten in het binnenste van zijn stam konden de krachten van de wind niet meer aan. De berk brak doormidden, en met een diepe zucht viel hij ter aarde. Nog net werd hij van de harde grond gered doordat de eeuwig trouwe waterplas aan zijn voeten zijn kruin opving.
De berk weende in het water. Pas toen de storm voorbij was, durfde hij zijn ogen weer te openen. Maar zelfs toen durfde hij niet naar de hemel te kijken, waar zijn verloren droom nog steeds straalde. De maan, zijn grote liefde, zou nu voor altijd onbereikbaar zijn. Verdrietig staarde hij over het water dat hem al die jaren had gevoed en hem nu volledig omringde.
En daar, vlak boven zijn groene kruin, zag hij het: de reflectie van het maanlicht. Zo helder als aan de hemel scheen deze zilveren bol in het stille water. Dichterbij dan ooit. Hij had zijn droom bereikt.
Tevreden liet de berk zich langzaam zinken in het water, om daar voor eeuwig bij zijn grote liefde te gaan wonen.